Haardhout voor elk budget

Hout als duurzame energie bron

Brandhout 

 

Brandhout is hout dat in warmte (dus thermische energie) wordt omgezet door verbranding. Het is de

oudstebrandstof van de mensheid en wordt al sinds ongeveer 400.000 jaar gebruikt.

Tot de negentiende eeuw was het ook de voornaamste energiebron, toen brandhout het veld moest

ruimen ten voordele van steenkool en later aardolie.

Door de toenemende prijs van dezeklassieke energiebronnen kent brandhout de laatste jaren een

hernieuwde populariteit.

Brandhout is een duurzame energiebron die ook kan worden aangewend voor de productie van 

groene stroom. Van alle duurzame energiebronnen moet alleen biomassa (waaronder brandhout) en 

aardwarmte oordeelkundig beheerd worden om uitputting te voorkomen. Te sterke ontbossing 

voor de ontginning van brandhout heeft in sommige delen van de wereld (onder andere de Sahel)

geleid tot verwoestijning.

Niet alle houtsoorten zijn even geschikt als brandhout. De waarde van brandhout wordt uitgedrukt in 

energetische waarde en brandduur.

[bewerken]Ontginning van brandhout

Soms wordt brandhout geoogst uit speciaal aangeplante bosjes hakhout, maar in erg bosrijke gebieden

is het vaak een bijproduct van het natuurlijke bos.

Omgevallen hout dat nog niet is beginnen rotten heeft de voorkeur, omdat het al gedeeltelijk gedroogd is. 

Dood hout dat nog rechtstaat is nog beter,

omdat het al gedroogd is en weinig rot heeft. Het rooien van dit soort bomen vermindert de snelheid en

intensiteit van bosbranden.

Brandhout wordt doorgaans in de winter geoogst, omdat de bomen dan het minste sap bevatten, wat het

drogen vergemakkelijkt.

[bewerken]Verwerken van brandhout

Brandhout moet droog worden verbrand om een voldoende rendement te geven. De hoeveelheid vocht mag

maximaal tussen de 15 en 20% bedragen.

Het drogen gaat het snelst wanneer het hout is gekloofd.

Aangezien vers gekapt hout gemakkelijker kan worden gekloofd dan uitgedroogd hout, gebeurt het kloven

best onmiddellijk na het vellen van de boom.

Tegenwoordig wordt brandhout voor commerciĆ«le doeleinden meestal met een mechanische kliefmachine

gekloofd, maar het kan ook manueel met een kloofbijl.

Na het kloven moet het hout nog geruime tijd drogen. Het hout droogt met een snelheid van ongeveer 5 cm

per jaar .

De uiteindelijke droogtijd is mede afhankelijk van de houtsoort. Zachte houtsoorten zoals wilg, populier en

naaldhout hebben een droogtijd van ten minste 1 jaar, hardhout zoals beuk en es een

droogtijd van ten minste 2 jaar. Eikenhout kan men het beste 3 jaar laten drogen.

[bewerken]Bewaren van brandhout

Brandhout droogt het best als het in stukken van 30-40 cm gezaagd en gekloofd wordt opgeslagen.

Het hout wordt best tegen regen beschut, dus bovenaan bedekt of overdekt en liefst zonder overhangende 

bomen of daken die regenwater op het hout kunnen druppelen. Hout dat onbedekt in de open lucht wordt

bewaard zal na ongeveer 20 maanden toch al tot 25% gedroogd zijn. Het hout mag niet op een natte 

ondergrond gestapeld worden anders wordt vocht opgezogen.

Oude pallets eronder plaatsen is ideaal, zodat het hout ook van onderen belucht wordt. Kies de meest winderige

plek en laat hier en daar openingen in de houtstapel door eens een blok in een andere richting te leggen.

Dek het hout niet volledig af onder een zeil, het vocht kan dan niet ontsnappen en het hout zal verschimmelen.

[bewerken]Soorten brandhout

Tot de beste houtsoorten voor brandhout behoren haagbeukeikbeukesberk en els. De keuze van het meest

geschikte brandhout is afhankelijk van de toepassing.

Voor open haarden genieten harde loofhoutsoorten de voorkeur omdat ze weinig spatten en een mooi vlammenspel

geven. In geslotenhoutkachels en speksteenkachels kan ook naaldhout worden verstookt. Dit heeft ook een hoge 

energetische waarde, maar is voor open haarden minder geschikt omdat het erg vonkt.

Het geeft zijn warmte snel af en is daarom wel prima voor gebruik in houtfornuizen.

.

.

.

.

.

.

.

.

.

.

.

.

.

.

.

.

.

.

.

.

.

.

.

.

.

.

.

.

.

.

.

.

.

.

 

.

.

.

.

 

.

.

.

.

.

.

.

.

 

.

.

.

.